The Somerton man

Eind 1948 werd aan het Somerton strand bij Adelaide Australië, het lichaam gevonden van een mysterieuze man. Niemand wist wie hij was, wat hij daar kwam doen en waarom hij dood op het strand lag. De man had niets bijzonders aan bezittingen bij zich, behalve een opgerold briefje met de woorden "Tamam Shud" verstopt in een geheim ingenaaid zakje van zijn broek.


Liever luisteren? Klik hier voor de podcast


Destijds werd de vondst van de Somerton man beschouwd als èèn van de grootste mysteries van Australië. De meest wilde speculaties gingen rond. En nóg is er veel interesse in de zaak; de man is overleden tijdens de Koude Oorlog, de vreemde tekst op het briefje en het ontbreken van zijn identiteit. 

Mysterie

Op 1 december 1948 werd rond half 7 in de ochtend het lichaam van een man aangetroffen. Zijn hoofd rustend op de zeewering, zijn voeten gekruist richting de zee. Zijn linkerarm lag recht langs zijn lichaam, zijn rechterarm was dubbel gebogen. 

Achter zijn oor vonden ze een onaangestoken sigaret en op de rechterboord van zijn jasje een half opgerookte sigaret, op zijn plek gehouden door zijn wang. Het lichaam vertoonde geen enkele verwonding. Het enige wat hij bij zich droeg zat in zijn zakken. 

Een gebruikt buskaartje van de stad naar St. Leonards in Glenelg, een ongebruikt 2e klasse treinkaartje van de stad naar Henley Beach, een smalle Amerikaanse aluminium kam, een halfvol pakje Juicy Fruit kauwgom, een Army Club pakje sigaretten waar Kensitas sigaretten in zaten en een voor een kwart gevuld doosje Bryant & May lucifers.

De bushalte waar het kaartje voor was gebruikt lag op ongeveer 1100 meter ten noorden van plek van het lichaam.

Verklaringen van ooggetuigen liepen uiteen. Zo werd hij op de avond van 30 november gezien op de plek waar hij werd gevonden, met zijn gezicht naar beneden. Om 19:00 uur had iemand hem zijn rechterarm zien strekken en lag hij, volgens anderen, tussen 19:30 en 20:00 uur bewegingsloos, hoewel hij wel volledig van positie was veranderd. Alle ooggetuigen waren het er over eens dat hij dood kon zijn geweest, hoewel het waarschijnlijker was dat hij óf dronken óf slapend was waardoor ze niet dichterbij zijn gaan kijken. 


Uiterlijk

Patholoog Sir John Burton Cleland, professor van de Universiteit van Adelaide gaf aan dat de man rond de 40 en 45 jaar oud en van ''Brits-achtige afkomst'' was. De man was 1.80 meter lang, met lichtbruine ogen en blond tot roodkleurig haar, met grijze vleugen rond de slapen. Fysiek gezien was hij in topconditie. Brede schouders met een smalle taille. Aan zijn handen was te zien dat hij geen fysiek zwaar werk deed.

Zijn grote en kleine tenen waren gekromd, alsof hij vaak op dansschoenen of puntlaarzen had gelopen. Ook zijn hoge kuitspieren wezen op een leven als balletdanser, hoewel deze eigenschappen ook genetisch doorgegeven zouden kunnen zijn. Hoge kuitspieren zijn ook karakteristiek voor middel- tot lange- afstandsrenners.

De man droeg kleding van hoge kwaliteit; een wit overhemd, een rood/blauwe stropdas, bruine broek, sokken en schoenen. Hoewel het een enorm warme dag en zeer zwoele avond was geweest, droeg de man ook een bruine gebreide trui en een modieuze Europese grijs/bruine jas met dubbele voering. Hoewel het in die tijd gebruikelijk was voor mannen, in pak, om een hoed te dragen, ontbrak deze, bijzonder genoeg.

Verder was hij glad geschoren en geen opvallende kenmerken. Van de kleding ontbrak ieder label en er werd geen portemonnee gevonden. Vanwege het ontbreken van identificatie ging de politie in eerste instantie uit van zelfmoord. Toen zijn gebit werd vergeleken met bestaande afdrukken kwam er geen informatie naar voren. 


Autopsie

Op basis van de autopsie gegevens werd het tijdstip van overlijden geschat op 1 december om 02:00 uur in de nacht.  

In het verslag stond het volgende:

"Het hart was van normale grootte en was normaal [..] kleine aderen in de hersenen die normaal gesproken niet duidelijk kunnen worden gezien, konden gemakkelijk worden waargenomen en waren verstopt. Er was een verstopping in de farynx* en de slokdarm was bedekt met verbleekte oppervlaktelagen van het slijmvlies, met een zweer in het midden. De maag was ernstig verstopt [..] Er was een verstopping in de 2e helft van de 12-vingerige darm. In de maag zat bloed, gemengd met voedsel. Beide nieren waren verstopt en er zat een groot overschot aan bloed in de aderen van de lever. [..] De milt was opvallend groot [..] ongeveer 3x zo groot als normaal [..] het middelste van de leverkwabben was vernietigd, zo bleek onder de microscoop [..] acute maagbloeding, ernstige verstopping van lever, milt en hersenen."

* = keelholte


Balsemen


Uit de autopsie bleek dat de man 3 tot 4 uur voor zijn dood een Cornish Pasty had gegeten. (Een halfronde pastij gemaakt van o.a. aardappel, ui, koolraap en rundvlees) Daarnaast werden er geen lichaamsvreemde stoffen aangetroffen. Hoewel patholoog Dr. Dwyer concludeerde dat het een niet natuurlijke dood betrof en vergif vermoedde, ging hij er niet van uit dat het vergif in de pasty had gezeten. Vooralsnog bleef de identiteit van de man, zijn doodsoorzaak en of dit wel dezelfde man was als de ooggetuigen hadden gezien (want niemand had zijn gezicht gezien), een mysterie.

Scotland Yard werd om hulp geroepen. Er werden details vrijgegeven over zijn vingerafdrukken en er werd een foto getoond, maar niets leidde tot de identiteit van de man. Aangezien niemand de man kon identificeren werd het lichaam op 10 december 1948 gebalsemd. Volgens de politie was dit de eerste keer dat een dergelijke actie nodig was. 


Media

In Adelaide waren in die tijd 2 kranten die dagelijks de nieuwsberichten drukten. "The News", een middagkrant op magazine formaat plaatste het verhaal op de 1e pagina."The Advertiser", een groot formaat ochtendkrant, was de eerste die een klein artikel wijdde aan de lugubere vondst en noemde de zaak op de 3e pagina van de editie van 2 december:

"Lichaam gevonden op strand.

Een lichaam, vermoedelijk dat van E.C. Johnson, ongeveer 45 jaar oud, van Arthur Street, Payneham, is gisterochtend gevonden op het strand van Somerton, tegenover het Crippled Children's Home. De ontdekking werd gedaan door Mr. J. Lyons, van Whyte Rd, Somerton. Rechercheur H. Strangway en agent J. Moss zijn bezig met onderzoek"

Na het bericht in de krant te hebben gelezen, liep op 3 december 1948 dhr E.C. Johnson een politiebureau binnen om zich te legitimeren en zo te bewijzen dat hij nog in leven was. Nog diezelfde dag plaatste The News een foto van de dode man op de voorpagina waardoor er vele telefoontjes en tips binnenkwamen over de mogelijke identiteit.

Op 4 december volgde het bericht dat de vingerafdrukken niet bekend waren bij de politiebureaus in Zuid-Australie en dat er verder werd gezocht.  

Een dag later schreef The Advertiser dat men ging zoeken onder militair personeel, nadat een man zich had gemeld en had gezegd dat hij op een avond gedronken had met een man die erg veel leek op de dode man. Deze man had hem die avond een militaire pensioenkaart laten zien met de naam Solomonson er op. 

Tot januari 1949 werden een aantal mogelijke identiteiten aangedragen. Zo werd de naam van 63-jarige houthakker Robert Walsh genoemd. Qua postuur had de overleden man een houthakker kunnen zijn geweest, maar zijn handen vertoonden geen zware arbeid en de leeftijd van Robert Walsh lag te hoog. Een dame die het lichaam van dichtbij had bekeken gaf later aan dat het Robert niet kon zijn, aangezien er een bepaald litteken ontbrak en de afmetingen van de benen niet overeen kwamen. Gedurende de maand volgenden er nog een aantal mogelijkheden; een vermiste stalknecht, een bemanningslid van een stoomschip, een Zweedse man, een verloren vriend uit Darwin.
In november 1953 had de politie 251 "oplossingen" voor de identiteit onderzocht en onwaarschijnlijk verklaard. 


De koffer

Rond 14 januari 1949 nam de zaak een nieuwe wending toen personeel van het treinstation van Adelaide een bruine koffer ontdekte, waarvan het label was verwijderd. De koffer bleek ingecheckt in de garderobe van het station na de ochtend van 30 november 1948.

Een rood geruite kamerjas, een paar rode vilten sloffen maat 40, 4 paar onderbroeken, een pyjama, scheerspullen, een lichtbruine broek met zand in de opgerolde broekspijpen, een schroevendraaier van een elektricien, een tafelmes die geslepen was tot een scherp instrument, een schaar met geslepen punten en een stencilborstel (door 3e officieren van handelsschepen gebruikt om de vracht te sjabloneren) werden in de koffer aangetroffen. 

Tot slot vond men een klos van oranje wassen draden van Barbour (een soort wax katoen). Dit katoen was niet in Australië verkrijgbaar en het bleek hetzelfde soort draad als die gebruikt was om de voering van de broekzak van de gevonden Somerton man te repareren. 

Alle persoonskenmerken waren van de kleding verwijderd, behalve op de stropdas. Daarop vond de politie de naam "T. Keane". Op de waszak stond "Keane" en op een singlet de naam "Kean" (zonder de laatste e) De politie vermoedde dat degene die de kaartjes uit de kleding had gehaald wist dat Keane niet de identiteit van de dode man was en daarom die kaartjes had laten zitten. Naderhand bleek dat de kaartjes niet konden worden verwijderd zonder de kleding daarbij te beschadigen.

Door de naam op de kledingstukken ontstond het vermoeden dat het lichaam van een verdwenen lokale zeeman kon zijn, Tom Keane. Een aantal scheepsmaten kwamen het lichaam bekijken, maar verklaarden unaniem dat het Keane niet was. De gevonden kleding werden eveneens niet herkend. Later bleek er verdere geen enkele T. Keane vermist in een Engelstalig land. 

Vanwege details aan de jas concludeerde men dat deze alleen in de Verenigde Staten gemaakt kon zijn, aangezien daar de enige machines stonden om de gebruikte kettingsteken te produceren. De jas bleek niet geïmporteerd en was daardoor naar alle waarschijnlijkheid overgekocht of meegenomen uit de VS.

Uit verder onderzoek leek het er op dat de man met de nachttrein was gekomen vanuit Melbourne, Sydney of Port Augusta. Er wordt aangenomen dat de man zich heeft gedoucht en geschoren in het aangrenzende badhuis, zijn koffer heeft ingecheckt op het treinstation en daarna de bus had genomen naar Glenelg. Mogelijk kocht hij het treinkaartje vlak voor het douchen, maar miste de trein en pakte daarom de bus naar Henley Beach. 


Lijkschouwing


Een paar dagen nadat het lichaam werd gevonden vond de lijkschouwing plaats, maar deze werd uitgesteld tot 17 juni 1949. Patholoog John Burton Cleland onderzocht het lichaam opnieuw en vond nieuwe aanwijzingen. Vanwege de uitzonderlijk schone, gepoetste schoenen leek het er op dat het lichaam op het strand was geplaatst, in plaats van dat de man de hele dag er op had gewandeld. Vanwege het ontbreken van sporen van overgeven en stuiptrekken door de inname van vergif, werd deze theorie bevestigd. Ook waren er geen ooggetuigen geweest die de man naar de vindplaats op het strand hadden zien lopen. 

Er waren in die tijd 2 typen vergif die zeer lastig of zelfs onmogelijk te traceren waren, waarvan men slechts een heel klein beetje nodig had en die vrij makkelijk verkrijgbaar waren. Vanwege het ontbrekende bewijs van overgeven, kan er geen doorslaggevend antwoord worden gegeven welke van de 2 gif soorten gebruikt is. Als de dood 7 uur na consumptie is ingetreden, dan is mogelijk de laatste beweging die door ooggetuigen is gezien om 19:00 uur, de laatste stuiptrekking geweest.

De doodsoorzaak was uiteindelijk niet vast te stellen, ondanks de bevindingen dat de man was overleden aan een vergif (waarschijnlijk glucoside). Het was eenmaal niet duidelijk of het gif per ongeluk was ingenomen of door iemand toegediend. Vanwege het gebruik van het soort vergif werd de dader toegeschreven een zeer grote kennis van giftige stoffen te hebben. 


Rubaiyat

Rond de tijd van de lijkschouwing werd het kleine opgerolde stukje papier gevonden.
Tamam Shud betekend "afgelopen" of "het is afgelopen" en het zijn woorden op de laatste pagina van "De Rubaiyat". Een 11e eeuwse dichtbundel van de Perzische geleerde Omar Khayyám. 

Het boek werd in 1859 vertaald naar het Engels door Edward FitzGerald en werd razend populair in, o.a., Engeland. Rond 1880 bereikte de populariteit een hoogtepunt en vormden zich diverse "Omar Khayyám clubs" en ontstond er zelfs een cult. 

Het thema van de gedichtenbundel is dat je het meeste uit het leven moet halen en geen spijt moet hebben wanneer het is afgelopen.  

De achterzijde van het papiertje was leeg. Er werd in heel Australie naarstig gezocht naar een exemplaar van de Rubaiyat waar een stukje van de laatste pagina ontbrak, maar helaas. Een foto van het stukje papier werd openbaar gemaakt, waarop een man naar voren kwam. De man vertelde op de achterbank van zijn onafgesloten auto een zeer zeldzame eerste editie van de FitzGerald vertaling te hebben aangetroffen, ongeveer 2 weken voor de vondst van het lichaam op het strand. De man was niet op de hoogte van de zaak en wenste anoniem te blijven. 

Uit microscopisch onderzoek bleek het afgescheurde stukje inderdaad afkomstig te zijn van de laatste pagina van het boek. Achter in het boek werden vage tekens, geschreven met potlood, gevonden. Het ging om 5 regels blokletters waarvan de 2e is doorgestreept. Vanwege de doorgestreepte regel lijkt het te gaan om een vergissing, die op een code kan duiden.

In eerste instantie dacht met aan een andere taal, maar er werd niets gevonden die overeen kwam met het lettergebruik. Code experts slaagden er niet in om de tekst te ontcijferen.


Zuster Thomson

Achterin het boek werd ook een telefoonnummer gevonden. Het nummer behoorde toe aan een voormalig verpleegster die ongeveer 400 meter ten noorden van de vindplaats op het strand woonde. Ze gaf toe een exemplaar van de Rubaiyat te bezitten, maar zou het boek in 1945 aan Luitenant Alfred Boxall hebben gegeven. Er was geen bewijs dat Boxall, die de naam van de vrouw niet kende, contact met haar had na 1945. Hij was nog altijd in het bezit van de Rubaiyat en de tekst " Tamam Shud '' was niet uit zijn boek gescheurd.

De verpleegster werd ondervraagd, waarbij ze aangaf dat erin 1948 een mysterieuze man bij haar buurman was geweest om meer over haar te weten te komen. Verder kende ze geen details. 

De vrouw werdt in de gelegenheid gesteld de Somerton man te identificeren aan de hand van een gipsafgietsel die was gemaakt na de lijkschouwing. De maker van het afgietsel zei later dat de verpleegster enorm was geschrokken van de afdruk, alsof ze ging flauwvallen.

De vrouw gaf aan anoniem te willen blijven waardoor haar naam niet in de politierapporten werd genoteerd. 

Tijdens een televisie intervieuw in 1978 met Luitenant Boxall werd er gevraagd naar de vrouw en kwamen de namen "Jo" en later ook "Jestyn" naar voren. Vanwege Boxall zijn militaire carriere bij de geheime inlichtingendienst ontstond na dit interview een geruchtenstorm dat de dode man wellicht een Sovjet spion zou zijn, vergiftigd door zijn vijanden. De programmamakers vroegen hem of hij hierover met "Justyn" had gepraat en bleef suggereren dat het om spionage ging.

Toen de maker van het afgietsel, Paul Lawson in 2002 werd geintervieuwd, noemde hij de vrouw "mevrouw Thomson". 

Toen gepensioneerd rechercheur Gerald Feltus de vrouw onder de naam "Jestyn" had geintervieuwd in 2002 zei hij dat ze ontwijkende antwoorden gaf en er niet over wilde praten. Desondanks was Gerald er van overtuigd dat ze de dode man kende. Onderzoekers die later de zaak nogmaals wilden onderzoeken ontdekten dat "Jestyn"in 2007 was overleden. Toen Feltus een boek over de zaak uitbracht in 2010 vroeg hij de familie of hij de ware identiteit van "Justyn" mocht gebruiken.

Het bleek te gaan om Jessica Ellen "Jo" Thomson (1921-2007)

 

Begrafenis en daarna


Na de lijkschouwing en de vervaardiging van het afgietsel werd de Somerton man begrafen op 14 juni 1949 in Adelaide. De dienst werd geleid door het Leger des Heils en werd betaald door een organisatie van bookmakers, zodat hij een degelijke begrafenis kreeg.

Jaren na de begrafenis werden er regelmatig bloemen achtergelaten bij het graf. De politie ondervroeg de vrouw, maar ze zei niets van de man af te weten. 

De receptioniste van het Strathmore Hotel, tegenover het treinstation van Adelaide, zei een vreemde man in kamer 21 te hebben gehad, die uitcheckte op 30 november 1948, waarna schoonmakers op zijn kamer een zwarte dokterstas vonden met daarin een injectiespuit. Het is niet bekend waar de tas is gebleven en of deze is onderzocht.

In de 60 jaar die volgden werden ontelbaar veel pogingen gedaan om de code uit het boek te kraken. Wiskundigen, astrologen, het leger, de marine, amateurs, niemand slaagde er in.

In 2004 suggereerde Gerry Feltus in een krantenartikel, dat de laatste regel : "ITTMTSAMSTGAB" kon duiden op : "Its Time To Move To South Australia Moseley Street ... "
(Het wordt tijd om naar Zuid Australie, Mosely Street te verhuizen)

De voormalige verpleegster "Jestyn", ofwel Jessica Thomson, woonde destijds op Mosely Street.


Lopende zaak


In 1978 werd een aflevering van "Inside Story" gewijd aan de zaak. Een interview met Boxall leverde geen nieuwe informatie op. Paul Lawson, de maker van het afgietsel, weigerde te antwoorden op de vraag of iemand het lichaam ooit had geidentificeerd. 

In 1994 onderzocht de voorzitter van Forensisch Instituut Victoria, John Phillips, de doodsoorzaak en stelde dat het onomsloten om een digoxinevergiftiging ging. Op 16 augustus 1948 werd Harry Dexter White, staatssecretaris van Financien ook vergiftigd met dit middel, vanwege beschuldigingen van spionage voor de Sovjet-Unie.

Voormalig Australisch politieopzichter Len Brown verklaarde dat hij dacht dat de onbekende man uit het communistische Oostblok kwam en daarom niet kon worden geidentificeerd. 

De zaak wordt nogsteeds als "lopend" beschouwd. Het afgietsel is in bezit van de Zuid-Australische politie en bevat haren van de man. Doordat het lichaam zelf is gebalsemd met formaldehyde, is het grootste deel van het DNA vernietigd. De bruine koffer werd in 1986 vernietigd omdat het "niet nuttig" meer was en verdwenen er, gedurende de jaren, diverse verklaringen uit de politierapporten.


DNA onderzoek

In de afgelopen jaren is Derek Abbott een van de wetenschappelijke onderzoekers die de zaak in behandeling heeft. Abbott is een professor aan de Universiteit van Adelaide, de stad waar het lichaam van de onbekende man werd gevonden. 

Aangezien het lichaam is gebalsemd en begraven, zijn er dna monsters afgenomen van de haren die in het afgietsel zijn achtergebleven. Daaruit bleek dat de moeder van de man van Europese afkomst was, maar dat was geen verassing. Het onderzoek werd uitgebreid naar mogelijke familieleden. Hoewel "Justyn" ongehuwd was in die tijd kreeg ze een zoon die ze Robin noemde. Door gesprekken met nabestaanden over fysieke en anatomische kenmerken bestaat de mogelijkheid dat de mysterieuze man de vader van dit kind was. Helaas overleed Robin in 2009 aan prostaatkanker.

Abbott kwam in contact met Rachel, de dochter van Robin. Het duurde niet lang of de 2 kregen een relatie en trouwden.

Door het DNA van zijn vrouw te verminderen met het DNA van haar moeder, kon de link met diverse verre familieleden in Amerika worden gemaakt. Aangezien de jas van de Somerton man van Amerikaanse makelijk was, de kam een Amerikaans model en de strepen op de stropdas typisch voor Amerikaanse mode, zou dat kunnen inhouden dat de onbekende man een Amerikaan was. 

Zodra Abbott kan aantonen dat DNA in een 60 jaar oud gebalsemd lichaam kan overleven en het benodigde geld kan opbrengen, wordt er overwogen het lichaam op te graven voor meer en uitgebreider onderzoek. Het ultieme doel is het vergelijken van Rachel's DNA met die van haar (waarschijnlijke) grootvader, de Somerton man. Als die matchen, zal er ergens in de stamboom een gat zijn, een gat waar de Somerton man thuishoort.

De motivatie voor het blijven speuren naar de identiteit is simpel, volgens Abbott. Ook al heeft iemand alles verloren, inclusief het leven, dan nog zou men een naam moeten hebben. 

 

Op 19 mei 2021 was het dan zo ver en werd het lichaam van de onbekende Sumerton man opgegraven. Zijn overblijfselen werden voorzichtig in een nieuwe kist geplaatst en naar het onderzoekscentrum vervoerd. Volgens de politie waren de resten in "redelijke conditie".

Verder onderzoek moet uitwijzen of er bruikbaar DNA kan worden gevonden.



Bronvermelding:
www.wikipedia.nl
www.nzherold.co.nz
www.abc.net.au
www.phys.org


 

Klik hier voor de podcast